Generative imagination

Extending David Bohm & David Peat’s notion of generative order*, we introduce the following definition:

 = imagination necessary to actually perceive, create or bring to life a generative order 

= imagination capable of generating new orders;
the potential quality of human consciousness with which one can profoundly participate in the generation of one’s reality (and in the generation of the shared reality within one’s culture/society).

This means imagining not only artistically but also as a way of being in and with the world, effectively impacting perception and ways of thinking.

Ordinary perception usually pretty much boils down to ‘explicate and replicative imagination’, meaning that the perceived, shared reality unfolds automatically/mechanically in consciousness i.e. perception predominantly falls back on memory, habituated patterns, tacit cultural and personal knowledge. The same dull patterns get repeated, replicated. The ubiquity of photography plays a significant role in this. The capacity to look afresh is still there, albeit underneath the calcifications of habit – stored patterns and images. Only when something really stands out from the regular, this mostly unconscious system gets shook and one needs to reconsider one’s perception. Feelings of awe or fear come up, usually very briefly, before an appropriate, pacifying image replaces and dulls the experience.

Now, it is possible to move one’s attention ‘upstream’, toward the more generative order out of which ordinary perception flows.
As a result, imagination can become more and more generative in nature, i.e. one is able to look at the world afresh, beyond labels, internalized patterns and stored knowledge.

In this fashion, certain aspects of the universe in flux (holoflux) may reveal themselves spontaneously, altering the reality that unfolds.
In other words, awareness is capable of more deeply participating in the imagining process, consciously unfolding the aspects it deems relevant.

Hence, imagination can move upstream and become much more generative, temporarily or permanently, and thus a more creative outlook can ensue.

When it comes to artistic creativity, the quality of imagination can vary between explicate (e.g. photorealism),  ‘replicative’ (e.g. lens-based art, hyperrealism and  most post-modern photography-based painting) and generative (e.g. most abstract art, certain figurative art, inscendental art, …). A mixed variety is also possible of course in a work of art or a body of work.

Art movements such as Impressionism, Cubism are mainly preoccupied with awareness of aspects involving explicate imagination, replicating some of these aspects, uncovering generative orders that were hitherto hidden or unexplored.

To our knowing, art forms that go farther upstream, examining the generation of space and time, are largely unexplored.
Cézanne to this day is one of the few artists known for his work in that direction.
David Hockney’s later periods are also a great example of generative imagination at play.

  • Goethe’s dynamic way of seeing
  • Coleridge’s esemplastic (unifying) power of imagination
  • J. Krishnamurti’s direct perception (“looking afresh”)

Most of my artwork stems from generative imagination firmly rooted in the body, meaning that my creativity is embodied and inspired by both bodily and mental intuitions.
This also enables me to create in a wide variety of styles from within. Style is subservient to the unfolding meaning of the picture, and can be seen as ‘relevated aspect Gestalts’.

Imagination always involves a more physical/somatic component, but this can wildly vary. Abstract art, for example, in most cases, is largely a mental affair.
More on this: the body – embodiment

* Generative order

dd

“[Generative order] is concerned with a deeper and more inward order out of which the manifest form of things can emerge creatively.
Indeed this order is fundamentally relevant both in nature and in consciousness. “

“Science, Order & Creativity” (2nd edition), p. 151, David Bohm & F. David Peat

A simple example would be the order of fractals: simple mathematical equations give rise to very complex patterns, e.g. those seen in romanesco broccoli.

A more complex example can be the generative order of a painting: the hidden creative source/logic/intuitions of a work of art that determined each part/line/stroke/… executed by the artist. To visually *get* a painting is to realize/recreate its generative order. (necessary factor: generative imagination)

Frequently Asked Questions

Our proposal of generative imagination is focused on human and embodied imagination, informed by all senses and sensitivities, which has different qualities than the image-generating capacities of AI.

Artificial Intelligence (or is it Artificial Stupidity?) can only fall back on existing data and learning algorithms. They can be very interesting, quite creative even, sometimes generative at a deeper level, but technology has its limits. For example, Mandelbrot renderings are generative in nature and can be jaw-dropping, but their meaning is fairly limited.

We are not against AI or AI-generated art. It is our view that human-made art needs to focus on its natural strengths instead of trying to emulate photography and getting trapped in fixed styles and meaningless abstraction. It is by incorporating our full humanity and creativity that new and exciting art can unfold, with deep meaning and penetrating questions. Human beings are capable of seeing and feeling the world in ways machines never will.

Generatieve verbeelding

Voortbreiend op de notie van generatieve orde* (David Bohm & David Peat) stellen we volgende definitie voor:

generatieve verbeelding (1) = de verbeelding nodig om een generatieve orde daadwerkelijk te zien, te creëren of te kunnen vatten

generatieve verbeelding (2) = de potentiële kwaliteit van het menselijk bewustzijn om diepgaand te participeren in de creatie van de eigen realiteit
(en de creatie van de gedeelde realiteit binnen de cultuur/maatschappij)

Dit betekent niet enkel verbeelden op artistiek vlak maar ook verbeelden als een manier van zijn in en met de wereld, met een daadwerkelijke impact op perceptie en denkbeelden.

Dagdagelijkse perceptie betekent doorgaans dat er ‘explicate en replicatieve verbeelding‘ wordt gehanteerd, d.w.z. dat de geobserveerde, gedeelde realiteit zich automatisch ontvouwt in het menselijke bewustzijn, terugvallend op bestaande beelden en ideeën, ingegeven door de cultuur en patronen ontwikkeld tijdens de vroege ontwikkeling. Dezelfde oncreatieve patronen worden herhaald, gerepliceerd. De capaciteit om met een frisse blik naar de wereld te kijken is er nog, maar ze is ondergesneeuwd in de verkalkingen van gewoonte en gewenning – opgeslagen patronen en beelden. De alomtegenwoordigheid van fotografie speelt hierbij zeker ook een rol. Enkel wanneer iets echt in het oog springt, of liever, afwijkt van het normale, krijgt het veelal onbewuste observatiesysteem een schok en wordt men genoodzaakt om de perceptie bij te stellen. Dit terwijl hoogstwaarschijnlijk emoties van verbazing of angst de kop opsteken, meestal kortstondig, totdat een geschikt en bestaand beeld in de plaats komt, geruststelt en de de ganse ervaring afvlakt.

Nu, het is mogelijk om de aandacht meer ‘stroomopwaarts’ te richten, naar de meer generatieve orde vanwaaruit dagdagelijkse perceptie ontspringt. Als men hierin slaagt wordt de verbeelding steeds generatiever van natuur, d.w.z. men is in staat om te kijken naar de wereld met een frisse blik zoals een kind en om dus niet langer alles als reeds gezien en gekend te beschouwen. Bepaalde aspecten van het universum in flux (holoflux) kunnen zich dan spontaan aandienen, en de ontvouwende realiteit van de kijkende mens in kwestie veranderen, transformeren.
Met andere woorden: bewustzijn is in staat om dieper te participeren in het verbeeldingsproces, en men kan bewuster de aspecten die het meest relevant lijken verbeelden. Op die manier kan verbeelding verder stroomopwaarts bewegen en almaar generatiever worden, tijdelijk of permanent, zodat een meer creatieve kijk op de wereld zich ontwikkelt.

Waneer het aankomt op artistieke creativiteit kan de kwaliteit van verbeelding gaan van explicaat (bvb.  fotografie, fotorealisme) naar ‘replicatief‘ (bvb. lens/camera-gebaseerde kunst: hyperrealisme en de meeste post-moderne schilderkunst die vertrekt van foto’s) naar generatief (bvb. veel abstracte kunst, bepaalde figuratieve kunst, inscendente kunst, …). Mengvormen bestaan uiteraard ook in hetzelfde werk of in een oeuvre.

Kunststromingen zoals Impressionisme, Expressionisme en Kubisme zijn hoofdzakelijk bezig met bewustzijn rond aspecten van explicate verbeelding, en reproduceren hiervan bepaalde aspecten. Zo worden nieuwe generatieve ordes verbeeld die voordien verborgen of niet onderzocht waren.

Voor zover wij weten zijn de kunstvormen die verder stroopopwaarts gaan in het bewustzijn en zich verdiepen in de generatie|creatie van tijd en ruimte als dusdanig grotendeels onontgonnen terrein.
Cézanne is een van de weinige artiesten die gekend is voor werk in deze richting. David Hockney’s latere periodes zijn eveneens een goed voorbeeld van generatieve verbeelding.

  • Goethe’s dynamische manier van kijken
  • Coleridge’s esemplastische (verenigende) kracht van verbeelding
  • J. Krishnamurti’s directe waarneming (“looking afresh”)

Een groot deel van mijn werk ontstaat vanuit generatieve verbeelding sterk verankerd in het lichaam, d.w.z. dat mijn creativiteit belichaamd is en gebonden aan fysieke en geestelijke intuïties.
Dit stelt mij ook in staat om een breed palet aan stijlen te hanteren vanuit mezelf. Stijl is ondergeschikt aan de betekenis van het beeld.

Verbeelding heeft steeds een lichamelijke (somatische) component, maar dit kan sterk variëren. Abstracte kunst bijvoorbeeld is in de meeste gevallen in hoofdzaak een hoofdzaak – een mentale aangelegenheid.

Zie ook: het lichaam

* Generatieve orde

dd

“[Generatieve orde] heeft te maken met een diepere, inwaartse orde van waaruit de manifeste vorm der dingen creatief kan ontspringen. Deze orde is van fundamenteel belang zowel in de natuur als in het bewustzijn.” (vrije vertaling)

“Science, Order & Creativity” (2nd edition), p. 151, David Bohm & F. David Peat

Een simpel voorbeeld is de orde van fractalen: simpele wiskundige vergelijkingen liggen aan de basis van zeer complexe patronen, zoals bij romanesco broccoli.

Een complexer voorbeeld is de generatieve orde van een schilderij: de verborgen creatieve bron/logica van een kunstwerk dat elk aspect, elke lijn of vlak aangebracht door de kunstenaar heeft bepaald. Een schilderij visueel *vatten* wil zeggen: het realiseren|recreëren van haar generatieve orde. (noodzakelijke faculteit : generatieve verbeelding)

Veelgestelde vragen

Ons voorstel (en praktijk) van generatieve verbeelding houdt zich hoofdzakelijk bezig met menselijke en belichaamde verbeelding, ingegeven door alle zintuigen en gevoeligheden. Deze bron heeft andere kwaliteiten dan de beeld-genererende capaciteiten van AI.

Artificiële Intelligentie (of is het Artificiële Stommiteit?) valt terug op bestaande data en lerende algoritmes. Deze kunnen best interessant zijn, zeer creatief zelfs, in zekere mate zelfs generatief, maar technologie heeft zo zijn beperkingen. Mandelbrot renderings zijn bijvoorbeeld generatief van aard en kunnen adembenemend mooi zijn, maar hun betekenis is relatief beperkt.

Wij zijn niet tegen AI of AI-gegenereerde kunst. Wij menen dat kunst gemaakt door de mens zich moet focussen op haar inherente sterktes in plaats van fotografie achterna te hollen of zich bezig te houden met betekenisloze abstractie. Dit kunnen machines/algoritmes perfect. Het is door het belichamen en uitoefenen van onze volle menselijkheid en creativiteit dat nieuwe en spannende kunst kan ontstaan, vol diepere betekenis en diepgaande vragen. Menselijke wezens zijn in staat om de wereld te zien en te verbeelden op manieren die onmogelijk zijn voor machines.